dinsdag 5 september 2017

Tse tse vliegen en ander wild in Tanzania - april 2012

Wat gaan we doen in de paasvakantie? Ik: naar huis en alvast onze thuiskomst in juli voorbereiden. De andere twee: nee, voor de laatste keer nog eens op safari. Dus werd het safari, een afscheidsreisje naar de leeuwen en olifanten van Afrika. Maar waar? In Oeganda hebben we alles wel gezien. Masai Mara dan? Nee, liever Serengeti. Of toch Masai Mara, of is Serengeti mooier? Waar zijn de meeste dieren? Ze kwamen er niet uit en ik hakte de knoop maar door: Tarangire, Serengeti en Ngorongoro in Tanzania. Geboekt, betaald, tickets gekocht en op 6 april vlogen we naar Kilimanjaro airport bij Arusha. Emanuel haalde ons af met z`n oude Landcruiser en dropte ons in de Planet Lodge. Heerlijk rustig, de hele lodge voor ons alleen. Even naar de kamer om wat op te frissen en dan terug naar de bar. Eeeeeek: 100 lawaaiige Amerikaanse studenten met een verschrikkelijk bazig kreng van een juf! Waar komen die ineens vandaan?
Toch maar wat drinken, daarna dinner, slapen, breakfast en weer Emanuel’s Landcruiser in. Even de stad in om geld te wisselen, vier verse schone 50 euro biljetten omgeruild voor 82 vieze gore 5000 shilling biljetten en op stap naar Tarangire, een rit van een uur of twee. Aardige stad lijkt me, Arusha, schoon, goede wegen, mooie hotels, winkels. Daar zou ik best kunnen wonen.
Tarangire: mooie natuur, veel dieren, maar het mooiste vond ik de gigantische baobabs: de olifanten onder de bomen.


Onze Landcruiser onder een baobab



De dikke en de dunne


Op het eind van de middag door richting Ngorongoro. Prachtige ruime, ruige landschappen, daarbij vergeleken is Oeganda een netjes geharkt stadstuintje. Veel Masai overal langs de weg, de mannen zittend, pratend, lopend, fietsend; de vrouwen en meisjes aan de was in modderige poelen, en de jongens koeien en geiten hoedend in de bush. Traditioneel gekleed in hun rood-blauwe doeken, altijd een lange, dunne stok in de hand, kaal geschoren hoofd, een voortand uitgetrokken en grote gaten in hun oorlellen. Regelmatig zagen we groepjes van 2 - 4 Masai jongens langs de weg lopen, in ‘t zwart gekleed, gezicht zwart geverfd met witte markeringen en zwarte struisvogelveren op het hoofd. Emanuel legde uit dat die jongens net besneden zijn en nu 3 weken alleen in de natuur moeten overleven om te bewijzen dat ze echte mannen zijn. Daarna mogen ze als krijgers terug naar hun dorp. Vroeger moesten ze daar ook met de hand een leeuw voor doden, maar die zijn bijna op en nu hoeft dat niet meer.
We passeerden het dorp van een Masai goeroe, een man die met god kan praten. En iedere Masai die een dealtje wil maken met god komt op bezoek, legt hem de boodschap uit en betaalt voor de bemiddeling in natura met een koe of een paar geiten. En zo is die goeroe zeer rijk geworden, 15000 koeien heeft hij intussen plus 25 vrouwen en 80 kinderen. Omdat hij met god kan praten! Ook de Masai trappen in die truc.
We zagen ook regelmatig volwassen Masai langs de weg lopen met kuddes geiten en volgens Emanuel hadden ze die zo`n 80 km terug op een markt gekocht en waren ze er te voet mee op weg naar huis. Petje af! Ook voor de geiten.


De krater!

Overnacht in The Farmhouse en de volgende morgen verder op stap naar de Serengeti. Onderweg rij je een heel end over de rand van de Ngorongorokrater, maar we konden niet naar binnen kijken vanwege dichte mist. Net voor we afbogen richting Olduvai gorge trok de mist een beetje op, zie foto. De Olduvai gorge is de plek waar de voetstappen zijn gevonden van de allereerste mensen. In dit gebied wonen alleen nog Masai met hun koeien en geiten, maar die moeten het gras wel delen met giraffen, buffels, gazelles, gnoes en zebra`s.
Een stuk verder begint de echte Serengeti: oneindige grasvlakten, savannegebieden, bossen, heuvels, valleien, kopjes, en alles bevolkt door zo ongeveer alle dieren van de ark van Noë. Maar je moet wel wat geluk hebben om ze ook te ontmoeten. Behalve de tse-se vliegen dan, die krengen kwamen vanzelf op ons af.
Bij safari`s gaat het vooral om de `Big Five`: de leeuw, de leopard, de olifant, de neushoorn en de buffel, en die hebben we ook allemaal gezien. Ik moet toegeven: die leopard was wel ver weg. Hij lag te slapen op een tak, hoog in een boom en het is dat we zijn poten zagen bungelen, anders had het net zo goed een boodschappentas kunnen zijn. Mijn vierde leopard in 12 jaar Afrika en bezoeken aan minstens 30 safariparken. Geluk moet je hebben: een Indiase familie was voor de eerste keer op safari en moest de leopards bijna van zich afslaan. Eerst viel er door hun open dak heen bijna een op hun schoot, daarna zagen ze er een net voor hun auto de weg oversteken en de volgende dag zagen ze er een een gnoe vangen!



Een van de "Indiase" leopards

Maar wij hebben in de lodge ook de big fifty gezien, een groep Amerikanen met een gemiddelde leeftijd van 70 schat ik en een gemiddeld gewicht van ....? Een gemengd zwart/wit gezelschap was het, meest vrouwen. Als iedereen bediend was en het dinner naar binnen zat te scheppen kwam het keukenpersoneel altijd zingend en trommelend het restaurant binnenlopen en het was leuk om te zien dat de Afrikaanse genen van de zwarte Amerikaanse vrouwen dan ontwaakten en ze spontaan begonnen mee te dansen en te swingen. In tegenstelling tot de witte dames die stil op hun witte achterwerk bleven zitten.

We hebben leeuwen gezien en olifanten, giraffen, hyena's en van alles meer. Op pinguins en ijsberen na hebben we wel zo ongeveer alle wilde dieren van de wereld gezien denk ik, maar het wildste van allemaal waren de vogeltjes die Claudia's lunchbox aanvielen, zie foto.


Roofvogels?


Moet je wat?



Even uitrusten

Ook veel Indiërs op safari. Claudia zegt dat die altijd net kijken of ze iets vies geroken hebben. Veeleisend kunnen ze ook zijn. Keuze uit acht hoofdgerechten op het menu, maar een heer aan de tafel naast ons wenste toch persé iets anders op zijn bordje. En kreeg nog zijn zin ook.
De mooiste show van de hele week, het hoofdspektakel, was de gnoetrek, de migration van kuddes van duizenden en duizenden gnoes plus een paar meeliftende zebra`s. Zover als je kunt kijken, tot aan de horizon één bruine blatende massa. Allemaal op zoek naar sappig groen gras. Ik heb ergens gelezen dat er 1,2 miljoen gnoes zijn in de Serengeti en de Masai Mara en ik denk dat wij er in drie dagen Serengeti toch minstens 50.000 van gezien hebben. Een indrukwekkend, onvergetelijk schouwspel.


Gnoeoeoeoeoeoeoeoes

Na de Serengeti terug naar de krater. Fris daar: iedereen kreeg `s nachts een warme kruik tussen de lakens gestopt. Toch nog een flinke verkoudheid opgelopen.
Een aards paradijs die krater, alle dieren huppelen er vrolijk en vredig door elkaar. Maar ja, er liggen toch hier en daar botten en schedels op de grond, dus de leeuwen en leopards zullen wel geen vegetariërs zijn en er zal af en toe wel eens bloed vloeien.
Voor het eerst van mijn leven heb ik daar een serval kat gezien, een soort mini leopard. Wandelde zomaar even langs. Emanuel had tevoren gewaarschuwd dat die katten ongeluk brengen, en verdomd: `s ochtends had hij met zijn hand tussen de autodeur bekneld gezeten en was `n stukje van zijn vinger kwijtgeraakt en even later, terwijl we omringd waren door negen leeuwen, kreeg hij de motor niet meer gestart.
Om ze te eren voor hun verdiensten voor de bescherming van het Tanzaniaanse wild staat op de kraterrand een monument voor Bernard Grzimek en zijn zoon Michael die hier in 1959, 25 jaar oud, met zijn vliegtuigje is neergestort. Pa Bernard is in 1987 in Duitsland gecremeerd en zijn as is hier uitgestrooid.


Het Grzimek monument op de kraterrand


Ik heb veel genoten die vijf dagen in de wilde natuur, maar ook veel gevloekt. Op mijn camera. Geen of slecht contact met de lens en daarom zijn veel foto`s onscherp, over- of onderbelicht, zijn slecht van kleur en heel vaak miste ik mooie fotomomenten omdat hij het gewoon niet deed.
Donderdagmiddag terug richting Arusha en onderweg een paar keer gestopt voor souvenirs. Tanzania is de enige plek op aarde waar Tanzanite gevonden wordt, een blauwe edelsteen. Ik hou altijd wel van stenen dus dat leek me wel een toepasselijk souvenir. `Hoeveel kost deze hier bijvoorbeeld?`, vroeg ik aan de Indiase eigenaar van een souvenirwinkel. Hij pakte een rekenmachine, toetste wat getallen in en zei: `deze is 17000 US dollar!!!!`
Het zijn toch maar T-shirts en Masaikraaltjes geworden.
Terug naar de Planet lodge, dit keer echt helemaal alleen voor ons, en de volgende morgen leverde Emanuel ons weer af op Kilimanjaro airport.
En op vrijdag 13 april, precies om 13 uur, landden we weer veilig in Entebbe. 

Pink Pop in Nakuru - juli 2011

CHOGM in Kampala: Her Majesty The Queen op bezoek, prince Charles en zijn merrie, Gordon Brown en zijn clowns, 5.000 hoogwaardigheidsbekleders van het gemenebest, nog eens net zoveel journalisten, roadblocks, security, politie, op elke stoeptegel een soldaat met een mitrailleur, de binnenstad hermetisch afgesloten ......... wegwezen.

We wilden al lang eens naar Nakuru in Kenya om te checken of de flamingo’s er nog zijn en om vrienden op te zoeken, en dit was een mooie gelegenheid.

Een ritje van 7 uur zou het zijn maar wij hebben er toch 11 uur over gedaan. Redelijk goede weg voor Afrika, maar ook veel stukken langzaam hobbelen en tussen kuilen door zig-zaggen.

Een dikke 200 km tot de grens. Allemaal belangrijke mensen achter loketten en voor je die allemaal afgeweest bent, alle papieren gecontroleerd zijn, alle formulieren ingevuld en alle stempels ontvangen ben je minstens een half uur verder. Dan 200 meter door no-man’s (en no-road’s) land en aan de Kenyaanse kant nog eens hetzelfde in het blauw.

Om drie uur hadden we in Nakuru moeten zijn maar om kwart over twee waren we pas in Eldoret met nog 150 km slechte weg voor de boeg. Honger; eerst maar eens een restaurant zoeken: drie volle borden vlees en vis en rijst en frites en drinken; alles bij elkaar voor 6 euro. Daar is niks van te zeggen.
Van Eldoret naar Nakuru kun je kiezen tussen twee wegen. De A104 was “horrible” hadden we in Kampala gehoord: kuilen, gaten, stof, lawaai en vrachtauto's. We konden beter de C54 nemen, die was ook wel “terrible” maar niet zo druk en die liep door een mooi gebied.
Maar bij de lunch kregen we het advies om via Kabarnet te rijden: een omweg van 100 km maar wel een goede weg met mooie uitzichten over de rift vally, waar oost Afrika aan het afbreken is van het continent. Het duurt nog wel een miljard jaar of zo voordat de Indische Oceaan door de rift valley stroomt, dus dat maken wij waarschijnlijk niet meer mee.
Net voor het donker kwamen we bij Poul en Elizabeth aan: 570 km op de teller.

Poul ziet er behoorlijk gerimpeld uit voor zijn leeftijd; daar heeft hij flink voor moeten roken en zuipen denk ik.
Elizabeth is Kenyaanse, leuke, spontane, actieve meid. Mooi groot huis hebben ze, hoog boven de stad met uitzicht op het meer. Poul is gestopt met het internationale werk en nu leven ze van Elizabeth's snackbar en pub in de stad.
Een dochtertje hebben ze ook, Tove, 9 jaar, en vier kleine schoothondjes. Claudia was er helemaal gek van; onze Simba en Skippy werden spontaan afgedankt en er werd met meerderheid van stemmen (2 tegen 1) besloten dat ze ook zo’n hondje zou krijgen.

Maandag relaxed, de Menengai vulkaankrater bezocht, de stad even bekeken, geschrokken van de glue sniffende straatjongens, de snackbar en de pub bezocht, geluncht in de 100 jaar oude koloniale Rift Valley Club (bar verboden voor vrouwen) en thuis een paar sundowners genomen op het dakterras. Het was mooi zonnig weer maar hun huis ligt 1800 m hoog en 's ochtends en 'savonds moest je een warme trui aan.

Kenya is veel toeristischer dan Uganda en de game parks, de lodges, de hotels zijn veel duurder. Er zijn veel meer kraampjes en winkeltjes met toeristentroep en de verkopers zijn veel opdringeriger. Ze geven niet gauw op en volgen je de hele stad door en je moet tamelijk onbeleefd worden voor ze snappen dat je hun prullen echt niet wilt. Ruby heeft toch nog flink ingekocht: tassen, petten, armbanden, halskettingen, masai kraaltjes, een houten giraf en een hippo + neushoorn van soapstone.

Dinsdag naar het Lake Nakuru game reserve: natuur, wild, flamingo's gezien en bij de lunch in de lodge de Chinese minister van defensie. De Chinezen zijn al een tijd bezig Afrika economisch te koloniseren. Ze halen de grondstoffen weg voor hun industrie en brengen hun troep er voor terug. Ze geven ook hulp die zeer gewild is bij de machthebbers want er zijn geen voorwaarden aan verbonden zoals bij die van ons. Wij eisen in ruil voor hulp democratie, mensenrechten, bestrijding van corruptie; de Chinezen interesseert dat allemaal niets en het maakt ze niets uit in welke zakken hun geld verdwijnt. De minister zal er niet zijn geweest voor de flamingo's maar voor zaken: om vliegtuigen, kanonnen en tanks te verkopen.

Poul, Elizabeth en Tove hebben 7 jaar in Patuakhali Bangladesh gewoond, vlak bij de Bay of Bengal. Op een ochtend bij de koffie, Elizabeth was al aan het werk, Tove naar school, Ruby en Claudia nog in bed, beschreef Poul hoe mooi het daar was. Hoe paradijselijk de eilandjes voor de kust; hoe de mensen nog leefden als 1000 jaar geleden, hoe vriendelijk en gastvrij ze waren; en dat ze nu waarschijnlijk allemaal dood waren: weggespoeld door cycloon Sidr van vorige week......

Woensdag met Leif en Susanne en hun 6 Deense gasten meegereden naar de hot springs in Lake Bogoria. Eieren gekookt in de springs, mijn fikken gebrand in het kokende water toen ik probeerde een ei te redden dat uit de pan ontsnapte, heerlijk gepic-nicked aan het meer met Deens brood, leverpastei, kaas, zure rode bietjes, gezwommen, een paar koude pilsjes en toen doorgereden naar Lake Baringo.

Prachtige ruige landschappen onderweg. Heet is het en er groeit niet veel. Een hard en karig bestaan voor de mensen daar. Wij zoefden er in onze ge-airconditionede landcruiser voor de lol doorheen en buiten in de hitte ploeterden de mensen om te overleven. Kinderen liepen met hun magere koeien en geiten door de bush en rimpelige vrouwtjes sjouwden met bossen brandhout op de rug naar hun hutjes toe. Minstens twee werelden verschil tussen hun leven en het onze; toch een gemeenschappelijke taal: lachen en zwaaien.

Naar Lake Baringo toe werd de weg steeds slechter en bij een rivier hield hij zelfs helemaal op: met brug en al weggespoeld. Het is droge tijd; er stond niet veel water in de rivier en daarom konden we er met de 4x4 doorheen. In de lage gearing voorzichtig de oever omlaag, door het water heen en aan de andere kant weer omhoogkruipen. Een stuk verderop vonden we de weg terug.

Soi safari lodge, mooi gelegen aan het meer, goede kamers, 100 $ per dag full board, dwz alle maaltijden inbegrepen.
Maar niet veel te doen daar. Donderdag naar een snake farm geweest, foto's gemaakt met de python om de nek, gezwommen, geslapen, een boottochtje op het meer en wat door het dorpje gewandeld. En op TV gezien hoe de Queen CHOGM opende in Kampala.

We hadden een bootje gehuurd van twee jongens maar die waren blijkbaar niet populair want toen we in wilden stappen ontstond er een grote ruzie met de botenmaffia van het dorp. Schreeuwen, trekken, duwen, dreigen; daar hadden we geen zin in; wegwezen en even later maar de dure boot van de lodge genomen.

De twee hoofdattracties op het meer zijn een eiland waar een man woont met vijf vrouwen en 28 kinderen, en de fish eagle show: de guide zwaait met een visje in zijn hand naar een fish eagle die hoog in een boom aan de oever zit, gooit het visje in het water en de eagle suist er met een rotvaart op af, grijpt het visje en vliegt terug naar zijn boom.

Leopards zijn voor Ruby intussen een obsessie geworden. Iedereen die we spreken heeft er een gezien, behalve wij. In tientallen parken hebben we gezocht en gespeurd met verrekijkers en telelenzen, maar nada. Daarom zaterdag, de laatste dag, nog maar eens naar het game park in Nakuru. De hele dierenwereld van Afrika kwamen we weer tegen: neushoorns, giraffen, struisvogels, buffels, zebra’s impala’s, gazelles, wrattenzwijnen, waterbokken, elanden, bavianen, schildpadden, flamingo’s, pelikanen en nog veel meer ongedierte ....... maar geen leopard en we moesten de volgende dag weer leopard-loos terug naar Kampala. En daar kwamen we zondagavond, na weer precies 11 uur rijden, weer aan.
Een op zeven had onze 11 jaar oude Landcruiser gereden, een beetje aan de dorstige kant vind ik, maar ik heb hem toch hartelijk bedankt voor zijn trouwe dienst. Berg op, berg af, hitte en stof, ijle lucht, slechte brandstof, bonkend in potholes en botsend over road bumps. Voor mij is er maar één auto in Afrika: Toyota.

PS: Simba en Skippy zijn intussen verbannen naar een hondenasiel en als we begin januari terugkomen uit Bangladesh komt er een Maltezer leeuwtje voor in de plaats. Weet er iemand hoe je het beste een klein hondje kunt vergiftigen?